Hoofdeconoom
Grotere volatiliteit op Amerikaanse obligatiemarkt
In het kort:
- De arbeidsmarkt in de Verenigde Staten koelt niet snel af. De loongroei is hardnekkig.
- Een inflatie die daalt richting 3% en loongroei van ruim 4% steunen koopkracht juist.
- Het cijferseizoen is redelijk verlopen. Beleggers focussen weer op economische groei en inflatie.
Deze week zijn alle ogen gericht op het Amerikaanse inflatierapport (de consumentenprijsindex, CPI) over de maand juli. Het recente nieuws over de inflatie bood alvast hoop.
Zo gaf die andere prijsparameter, de bredere personal consumption expenditure-index (PCE), aan dat de kerninflatie (de inflatie zonder de volatiele prijzen van voedsel en energie) in juni terugviel tot 4,1%. De maand voordien was dat nog 4,6%. Zowel in de goederen- als dienstensector neemt de prijsdruk in de VS af, net zoals dat het geval is met de woonkosten. Die zijn belangrijk omdat ze ongeveer een derde van de CPI-index uitmaken. Volgende donderdag wordt een consumentenprijsinflatie op jaarbasis voorzien van 3,3%.
Krappe arbeidsmarkt
Vanuit de arbeidsmarkt klonken afgelopen vrijdag gemengde signalen. Enerzijds lijkt de loondruk af te nemen: in de private sector stegen lonen in juni met 4,6% tegenover 5,1% in mei. Anderzijds gaf het nieuwe arbeidsmarktrapport van afgelopen week aan dat het gemiddelde uurloon op maandbasis in juli weer sterker steeg dan verwacht: +0,4% versus +0,3%. Met een dalend inflatiecijfer richting de 3% en een gemiddelde loongroei van boven de 4% (op jaarbasis) verbetert per saldo de reële koopkracht van de burger. Dat ondersteunt de economische groei juist.
In het algemeen koelt de Amerikaanse arbeidsmarkt licht af, maar al met al blijft ze sterk. In juli kwamen er weer 187.000 nieuwe banen bij. Eerder bleek dat het aantal nieuwe vacatures weliswaar terugviel (van een hoogtepunt van 12,4 miljoen in april tot 9,3 miljoen afgelopen maand), maar dat laatste getal is nog altijd een derde méér dan het in de jaren voor de pandemie was. Samen met een participatiegraad die nog steeds niet het pre-corona peil bereikt heeft, en dat misschien ook niet meer zál doen, impliceert dat slechts een geleidelijk afnemende loondruk.
Op zich hoeft dat niet te betekenen dat de Federal Reserve (Fed) de rente in september nog een keer zal optrekken. Hogere lonen worden deels gecompenseerd door een verbetering van de productiviteit. Als werknemers productiever zijn, mógen ze ook meer kosten. Maar de arbeidsmarktcijfers passen wél in een scenario waarin de beleidsrente nog een geruime tijd hoog zal blijven.
Hogere obligatierente
Het is onder meer die gedachte die financiële markten een volatiele week bezorgde. De Amerikaanse tienjaarsrente schoot op een bepaald moment 26 basispunten omhoog tot boven de 4,2%. Dat was op zijn beurt dan weer vervelend voor rentegevoelige groeiaandelen. De NASDAQ-100 moest 3% prijsgeven.
Ook de ratingverlaging van de Amerikaanse overheidsschuld (door kredietbeoordelaar Fitch) en de onverwacht hoge bedragen die de VS de komende maanden uit de obligatiemarkten willen ophalen, speelden vanzelfsprekend mee in de opwaartse beweging van de langetermijnrente.
De groeiende rol van de overheid is trouwens tekenend voor de tijdsgeest. Overheden nemen steeds meer een sturende rol op zich in de economie, omwille van de energietransitie, technologische zelfredzaamheid of het militaire apparaat. Dat alles vraagt vanzelfsprekend om financiële middelen zodat het niet de laatste keer zal zijn dat overheden eerder méér dan minder een beroep moeten doen op financiële markten.
Moeilijk voor beleggers
In tegenstelling tot de Amerikaanse inflatie blijft de Europese inflatie hardnekkig. Afgelopen week bleek dat de kerninflatie in de eurozone op 5,5% blijft hangen. En dat terwijl de economie zo goed als stagneert. Een combinatie die voor de Europese Centrale Bank (ECB) én vooral voor beleggers een moeilijke situatie oplevert.
De inflatie is te hoog voor de centrale bank om de voet al van het monetaire rempedaal te halen. Tegelijkertijd is de Europese economie zwak en niet sterk genoeg om bedrijfswinsten rugwind te geven. Dat is lastig om te laveren en het is daarom extra uitkijken naar economische cijfers, vooral op prijsgebied (maar die komen nog niet deze week). Economen voorzien pas meer ontspanning tegen de herfst.
Europese aandelen hebben een aantal moeilijke dagen achter de rug. De Europese Stoxx 600-index verloor de afgelopen week 2,4%.
Ambitieuze verwachtingen
Wat de bedrijfsresultaten over het tweede kwartaal betreft, naderen we stilaan het einde van de publicatietrein.
In de VS overtroffen vier van de vijf ondernemingen tot nu toe de verwachtingen. In Europa was dat drie op vijf. Op zich degelijke resultaten, maar de verwachtingen waren dan ook niet hooggespannen.
Markten onthaalden de cijfers vaak schouderophalend. In absolute termen waren ze dan ook meestal weinig inspirerend. Positieve verrassingen werden nauwelijks beloond, winstmissers daarentegen leidden tot een koersafstraffing.
Voor heel 2023 gaan analisten, wat de gemiddelde bedrijfswinst betreft, uit van nulgroei. In 2024 zou die groei dan weer richting de 10% gaan. Dat is afwachten, maar gegeven de economische vooruitzichten lijkt dat tamelijk ambitieus. Beleggers rekenen daarbij op een zachte economische landing: een verder dalende inflatie met een beperkt afnemende economische groei, die iets boven het nulpunt blijft voor Europa en de VS tot medio 2024.
Belangrijke macro-economische publicaties |
Van 7 augustus tot en met 11 augustus |
|||
Publicatiedag |
Regio |
Publicatie van |
Periode |
Consensus |
Dinsdag |
China |
Export YoY |
Jul |
-12,4% |
|
|
Import YoY |
Jul |
-6,8% |
Donderdag |
VS |
CPI-inflatie MoM |
Jul |
0,2% |
|
|
CPI kern-inflatie MoM |
Jul |
0,2% |
Vrijdag |
VS |
Consumentenvertrouwen (flash) |
Jul |
70,9 |
Misschien vindt u dit ook interessant
Hoofdeconoom